dinsdag 26 mei 2009

Kijkwijzer Video opname

Kijkwijzer video opname

1. Wat is het doel van de les?
2. Wat is de beginsituatie van de leerlingen?
3. Welke samenwerkingsvaardigheden zie je?
4. Welke sleutelbegrippen komen aan bod?
5. Zijn de leerlingen betrokken en waardoor?
6. Van welke taakrollen is er sprake in de groep?
7. Hoe zijn de groepen samengesteld? (hetrogeen/homogeen)
8. Welke samenwerkingsstructuren worden gebruikt?
9. Past de samenwerkingsstructuur bij het lesdoel?
10. Wat is de rol van de leerkracht?
11. Wordt er gereflecteerd op het proces en het product en op welke manier?

jan en jet maken koffie, jan en jet spelen een spel

Jan en jet maken koffie

“Mama, mag ik wat te drinken pakken?” “Ja hoor, en wil je dan voor mij een bakje koffie zetten?”
Oei, dacht Jet… Koffie zetten, dat was veel werk, dat wist ze want ze had het mama wel eens zien doen, maar zelf koffie zetten, dat had ze nog nooit gedaan….
Koffie maak je nu in een koffiezetapparaat. Het is automatisch en je hoeft maar een paar dingen te doen, namelijk water en koffie in het apparaat doen. Even 5 minuutjes wachten en de koffie is klaar.
Vroeger duurde het wel wat langer voordat je koffie gezet had!
De koffie van nu bestaat uit fijne korreltjes. Dit zijn gemalen koffiebonen.
Vroeger had je alleen hele koffiebonen, je moest er zelf nog smaak en de juiste vorm aan geven.
Eerst werden koffiebonen gebrand. Dit kan je doen door de bonen in een pan op het vuur te zetten, net zo lang tot ze een mooie bruine kleur hadden.
Wanneer dit gedaan was, werden de bonen klein gemalen in de koffiemolen. De koffiebonen werden dan kleine stukjes, maar lang niet zo fijn als wij de koffie nu kennen!
Daarna moest je water koken en het maalsel en het water mengen.
Wat je dan over hield was een bakje koffie met de ‘klontjes’ er nog in, heel anders dus dan nu een bakje koffie.

Jan en Jet spelen een spel

“Jan pak jij het spelletje? Dan kunnen we gelijk beginnen als we terug zijn van het boodschappen doen.”
Elke middag wanneer Jan en Jet uit school kwamen moesten ze van moeder eerst helpen met het huishouden en als ze daar mee klaar waren, mochten ze iets leuks gaan doen.

Het was niet moeilijk wat voor ‘leuks’ Jan en Jet gingen doen. In de tijd dat Jan en Jet leefden was er niet veel speelgoed. En wanneer je niet zoveel geld had net zoals Jan en Jet, kon je niet veel spelletjes kiezen.
Het spel dat Jan en Jet het aller leukst vonden was een bordspel. Het zag er al wat versleten uit, maar dit kwam doordat ze het zo vaak speelden. Ze hadden het spelletje geleerd van hun moeder, die het spel kreeg van haar vader die het zelf gemaakt had.
Het spel bestond uit een spelbord, gemaakt van hout. Er waren allemaal vakjes getekend en om en om hadden de vakjes een wat donkerdere of een wat lichtere kleur.
Ook hoorden er bij het spel pionnen, 60 in totaal! Maar Jan en Jet gebruikten er maar 30, dat kwam omdat je per speler 15 pionnen nodig hebt.

Het spel was best moeilijk om te leren en er waren een hoop regeltjes waar je aan moest denken.
Je moest proberen met al je poppetjes aan de overkant van het bord te komen, in het vak van de tegenstander. Daarbij was de snelste weg over een ander poppetje heen, want dan mocht je sprongen maken waarbij je één vakje oversloeg. Wanneer je niet over een ander poppetje heen springen, mocht je maar één stapje zetten.
Het spel had dus 60 pionnen, dat kwam omdat je het spel met vier mensen kan spelen. Iedereen krijgt dan 15 pionnen. Hoe meer mensen het spel spelen, hoe moeilijker het is.
Het spelletje wat Jan en Jet altijd speelden vonden de mensen zó leuk, dat het is blijven bestaan. Vandaar dat je het nu zelfs ook nog kan kopen, in de winkel.
Kijk de volgende keer in de winkel maar eens of je het spelletje Hapla ziet staan, het zal op het eerste gezicht anders uit zien dan het spel van Jan en Jet, maar als je goed kijkt zie je dat het eigenlijk ook weer heel veel op elkaar lijkt!

maandag 25 mei 2009

blokschaaf, koper poetsen

Als je hout wil bewerken heb je daar gereedschap voor nodig. Vroeger zag dat gereedschap er heel anders uit dan tegenwoordig.
Dit hiernaast heb je net in het begin ook al gezien? Het is een blokschaaf.

Blokschaaf is een stuk handgereedschap voor houtbewerking. Een blokschaaf was vroeger altijd van hout en wordt gebruikt om houten werkstukken glad en strak af te werken, ook wel schaven genoemd. De timmerman spreekt dan van opschaven.

Denk maar eens aan een deur waar een mooi randje aan zit , of een kast.

De schaven maakte de timmerman helemaal zelf.
Voor de beitel ging hij naar de smid. In perioden van weinig werk of in de wintertijd was er vaak wel tijd om deze zelf te maken.

In de houten schaaf zit een beitel. Deze zorgt ervoor dat er geschaafd kan worden. Tegenwoordig bestaat de blokschaaf nog steeds. Hij ziet er alleen anders uit. Hij is van ijzer en heeft een fijner handvat. Hij is handiger om mee te werken.

Tegenwoordig heb je heel ander gereedschap. Zo heb je elektrisch gereedschap. Hiervoor hoef je maar de stekker voor in het stopcontact te doen en dan gaat het veel makkelijker is. Denk maar eens aan een boormachine of een slijptol. Misschien heeft jou vader ook wel gereedschap thuis.



-----------------------

Jan en Jet waren vandaag vrij van school. ‘Wakker worden Jan en Jet’ . Jan en Jet kwamen meteen uit bed en kleedde zich aan. Jan moest vandaag vader helpen en Jet moest moeder helpen. Jet moest het koper poetsen. Dat was een heel karwei.

Koper is een soort metaal. Omdat koper zeer buigzaam is en makkelijk te vormen wordt het veel gebruikt. Kijk maar eens thuis of bij opa/oma om je heen of je daar koper ziet. Vast wel!

Koper wordt opgegraven uit de grond. Dit is al heel lang geleden ontdekt. Al ruim 10 000 jaar geleden. Veel koper is gevonden in de Verenigde Staten, Chili, Zambia, Peru, Canada.

Van koper worden veel verschillende dingen gemaakt. Zoals potjes, kannetjes, vaasjes, deurknoppen en versieringen aan huizen.
In de industrie wordt koper ook heel veel gebruikt.

Als je koper in huis hebt staan wordt dit vies. Het krijgt dan een zwart laagje. Om het weer mooi te laten glanzen moet het gepoetst worden. Dit moet je doen met speciale koper poets.

Dit is een heel karwei. Je moet eerst de koperpoets op een doekje doen. Dit wrijf je dan goed in met een doekje.
Als je dat goed hebt gedaan, moet je het ook nog heel erg goed uit wrijven. Alles moet je stukje bij beetje doen. Als je het goed poets, gaat het koper weer blinken.

Voorwerpen Sanne

Strijkijzer

Als vrouwen thuis aan het strijken zijn, zullen ze niet direct op de gedachte komen dat deze bezigheid in vroeger dagen een mannenaangelegenheid was. Maar dan moeten we wel zo'n 800 tot 1000 jaar terug in de tijd, naar de periode dat de noormannen hun invallen doen op onze kusten.
Deze woeste krijgers stellen er ondanks hun ruige levensstijl toch prijs op dat hun wollen kleding glad en waterafstotend is. Met strijkglazen ter grootte van een tennisbal wrijven de vikingen hun lange tunieken glad. Daarbij gebruiken ze bijenwas. De wrijving zorgt voor warmteontwikkeling, waardoor de was beter in de kleding wordt opgenomen. De vettige oppervlakte heeft een waterafstotend effect.De strijkglazen vormen de verre voorlopers van de tegenwoordige strijkijzers, aldus Guus den Besten, beheerder van het Nederlands Strijkijzer-Museum in Noordbroek bij Groningen, „een uit de hand gelopen hobby.” In de latere Middeleeuwen volgen strijkbouten van aardewerk. Ze hebben reeds de vorm van de huidige strijkijzers en zijn voorzien van een handvat. De onderkant is redelijk glad en voorzien van een laag glazuur. Bij de open haarden worden ze verwarmd. Deze strijkbouten hebben wel één groot nadeel: als ze op de grond vallen, betekent dit steevast het einde. In de vijftiende eeuw komen de eerste ijzeren en later ook koperen strijkijzers op de markt. Belangrijk voordeel is dat ze de warmte beter geleiden dan aardewerk. Bovendien zijn ze een stuk duurzamer dan de aardewerken voorgangers. Ze worden opgewarmd op de kachel. Deze ijzers worden tot in het begin van de twintigste eeuw gebruikt. In de zeventiende eeuw volgt de strijkbout. Deze is aan de achterkant voorzien van een klep. Een uitneembare ijzeren staaf (de bout) wordt gloeiend heet gestookt en vervolgens in de strijkbout gestopt. Het strijkijzer blijft uitvinders stimuleren. In de negentiende eeuw wordt geëxperimenteerd met ingebouwde warmtebronnen zoals een kolenvuurtje, gloeiende houtskool en een spiritusbrander. Het zijn geen successen. De rook en het roet van het kolenvuur maken niet alleen de schone was weer smerig, er ontstaan ook gemakkelijk schroeiplekken en de rook prikkelt bovendien de luchtwegen. De strijkijzers met ingebouwde spiritusbrander en een brandstoftankje aan de achterkant zijn zelfs explosief en vormen een ernstig veiligheidsrisico. Strijkijzers met een ingebouwde gasbrander houden het lang vol. Ze komen rond 1850 op de markt. Via een slangetje aan de achterkant krijgen ze hun brandstof uit een gasfles. Tot na de Tweede Wereldoorlog blijven er exemplaren in gebruik en er zijn streken in Afrika zonder elektriciteit waar ze nog worden gebruikt, weet Den Besten. Eind negentiende eeuw krijgen ze concurrentie van elektrische strijkijzers. Die zijn vanwege het ontbreken van isolatie en gebrekkige stekkeraansluitingen aanvankelijk ook niet echt veilig. „Vrouwen hadden in die tijd naast hun strijkplank vaak een bak met water staan waarin ze hun handen dompelden om vervolgens via een slaande beweging hun was te bevochtigen. Dat leidde niet zelden tot kortsluiting en het kon zelfs gebeuren dat strijkijzer en gebruikster onder stroom kwamen te staan.” Technische verbeteringen en de ontwikkeling van het landelijk elektriciteitsnet zorgen ervoor dat het elektrische strijkijzer de concurrentie met het gasgestookte broertje wint. Relatief nieuw is de ontwikkeling van het stoomstrijkijzer. Niet alleen warmte is namelijk belangrijk voor het gladstrijken en persen van textiele vezels. Het effect wordt vergroot als het strijkgoed nog enigszins vochtig is, zo wisten de vrouwen in vroeger eeuwen reeds. Den Besten: „Stoom maakt de vezels soepel en vergroot het effect van het strijken en persen.”


Blaasbalg

Een blaasbalg is een soort pomp om lucht te pompen, meestal om een vuur aan te wakkeren. ( aan te maken / te houden). Een blaasbalg bestaat uit twee stevige delen, meestal uit hout vervaardigd. Daartussen zit een flexibele leren zak. Eén houten deel is beweegbaar. Aan het vast gedeelte is aan de voorzijde een mond, meestal van metaal, bevestigd. Dit deel wordt naar het vuur gericht. De lucht wordt door een ventiel vanaf de achter – of onderzijde aangezogen zodra het beweegbare deel van het vaste deel wordt af gezogen.
Zodra het beweegbare deel de andere kant op wordt bewogen, ontsnapt de lucht met een behoorlijke snelheid uit de mond. Bij de blaasbalg wordt snel en ritmisch geademd. De naam verwijst naar de blaasbalg die de smid gebruikt om het vuur aan te wakkeren.
De blaasbalg is wellicht de belangrijkste uitvinding voor de metaalindustrie geweest. Alleen op deze manier kan de temperatuur hoog genoeg opgedreven worden om het ijzer eenvoudig te bewerken. Tot de eerste wereldoorlog was het een normaal zicht dat de smid met de ene arm omhoog aan de lederen blaasbalg trok, terwijl hij met andere arm omlaag het werkstuk in het vuur hield.
Een blaasbalg wordt steeds vlakbij de haard geplaatst om een luchtstroom langs opzij of onderen in het vuur te stuwen. Een afsluitschuif regelt de kracht van de aanvoer.
Naar gelang de vorm worden blaasbalgen onderverdeeld in spits-, kwadraat- en parallelmodellen. Spitsbalgen kunnen een lengte tot 180 cm halen. De eenvoudigste modellen zijn uit hout en leder. Ze worden door trek- of duwbewegingen met de voet of hand aangedreven. Grote smederijen en hoogovens maakten vaak gebruik van waterkracht. Sinds de Industriële Revolutie worden blaasbalgen steeds vaker machinaal en elektrisch aangedreven. Die laatste worden ventilators genoemd.
De blaasbalg is ontstaan in de 18e eeuw à dat is rond het jaar 1900. Jan en Jet maakten het vuur dus ook aan met een blaasbalg. Dit voorwerp was dus erg belangrijk in die tijd!
Tegenwoordig worden er geen blaasbalgen meer gebruikt. In ieder geval niet meer zoveel als vroeger. Misschien heeft je opa of oma nog wel een blaasbalg thuis, als hij of zij de openhaard wilt maken.
Wanneer je nu een vuur wilt maken gebruik je een aansteker, hout / papier en dan gaat het vanzelf branden. Dit gaat nu dus veel gemakkelijker dan vroeger. Je hoeft niet te blazen om het vuur aan te maken. Dit moet je natuurlijk wel doen wanneer je buiten een kampvuurtje wilt maken.



Zand, zeep, soda rek

Zand, zeep en soda. Meer hadden mensen vroeger niet in huis om zichzelf, hun woning en kleding schoon te houden. Zeep en soda kennen we als schoonmaakmiddel. Maar zand? Zand werd gebruikt al schuurmiddel. Zandpapier is dan ook een ander woord voor schuurpapier. Met zand werd het vuil van de klompen geborsteld, werden houten vloeren weer mooi wit geschrobd en oma boende er haar aanrecht mee. Een gemakkelijk en goedkoop schoonmaakproduct. Net als zeep en soda trouwens.
Tegenwoordig gebruiken we geen zand meer om onszelf , het huis en onze kleding schoon te houden. Zand gebruiken we om lekker in te spelen. Wel gebruiken we soda nu nog om bijvoorbeeld het huis schoon te maken. Je kunt met soda niet alleen poetsen, het helpt ook goed wanneer je bijvoorbeeld een ontsteking hebt aan je vinger of teen. Je pakt een teiltje warm water, je doet er een beetje soda in en daarna ga je met je ontstoken vinger in het teiltje. De soda zorgt ervoor dat je ontsteking schoon wordt en langzamerhand weggaat.
Zoals net als is beschreven gebruiken we geen zand meer om ons schoon te houden. We gebruiken handzeep en badschuim. Ze zorgen ervoor dat we lekker fris blijven en nog lekker ruiken ook!

reactie op alle berichten

Hoi,

Ik begin nu met zoeken van informatie, kom net van stage af. Ik heb de plannen voor woensdag uitgelegd en dat was helemaal goed.

Ik ben het wel met nelleke eens dat de stukjes wat kort zijn (die ik van monique heb gelezen). Het is inderdaad wel een leuk idee om het in de context van jan en jet te zetten.

Groetjes

gulden.

Jan en Jet kwamen thuis van school. Jet was al moe van de hele dag luisteren op school.
Ze kwam binnen en haar moeder vroeg gelijk of ze even naar de winkel wilden gaan. Eigenlijk had Jet helemaal geen zin, maar dat durfde ze niet te zeggen.
Jet nam 10 cent mee, dat was genoeg om een brood van te kopen.

Toen Jan en Jet leefde waren er nog geen euro’s. Vroeger betaalde je in Nederland met guldens. Alle landen hadden zo hun eigen munteenheid. Dat wil zeggen je in een ander land niet met de gulden kon betalen maar met een andere soort munt. Bijvoorbeeld in België had je de Belgische Frank, en in Spanje betaalde je met de peseta.
Dus als je naar een ander land reisde, moest je eerst geld gaan wisselen bij de bank.

Een gulden is minder waard dan de euro. Voor 1 euro heb je twee gulden en twintig cent. De gulden is pas afgeschaft in 2002. Dit hebben ze gedaan zodat je in bijna heel Europa met het zelfde geld kan betalen.

Zoals je nu van de euro ook allemaal verschillende muntjes heb, had je dat vroeger bij de gulden ook. Op het schema op de volgende bladzijde staan de verschillende munten die er waren en hoe deze munten heten. Zo had je bijvoorbeeld de stuiver 5 cent en een dubbeltje 10 cent. Het dubbele van 5 cent. Het dubbeltje was het kleinste muntje van de wereld.
Er waren niet alleen maar muntjes. Er waren ook biljetten. (briefjes)

Op de achterkant van het geld zat Jet koningin Willemina staan. Zij was toen de koningin in Nederland. Op de euro staat nu koningin Beatrix. Als zij straks opgevolgd wordt door Prins Willem Alexander komt hij op de euro te staan.


---------------------------------------------------------------------------------

Ik heb het zo gedaan. Zelf vind ik het nogal kort. Maar kan niet veel meer vinden. Ik vind het van jou Monique eigenlijk ook wel vrij kort. Weet niet wat de andere er van vinden? Misschien dat je er nog bij kan zoeken.

Het moet immers wel een goede informatiebron zijn voor de leerlingen.

Succes allemaal!

Groetjes Nelleke
He Nelleke,

Ik heb mijn stukje al op de blog gezet. Dan heb je een idee hoe ik het heb. ik vind het ook vrij lastig om goede informatie te geven. Dit leek me zo krot en bondig genoeg, en zo geef ik nog niet meteen alle antwoorden, denk ik.

Informatie voor het info boekje

Tol

Een tol is een rond, naar beneden spits toelopend houten voorwerp op een punt. In de middeleeuwen bestonden 2 soorten tollen. De draaitol en de haktol.

De draaitol is een korte,brede tol met een korte punt en handvat. De tol heeft horiontale (draai)ribbels en is bedoeld om ‘gedreven’ te worden. Dat wil zeggen; op de grond gezet, aan het draaien gebracht en met een zweep draaiende gehouden. Deze soort tol wordt ook wel eens zweeptol of draaitol genoemd.

Het andere type is de haktol. Deze is wat spitser en heeft een hoge scherpe punt. Daarmee wordt hij op de grond gegooid en meestal wordt daarbij op een andere tol gemikt. Bij haktollen wordt meestal een koord gebruikt om de tol aan het draaien te brengen. Zowel drijftollen als haktollen zijn in allerlei vormen,maten en kleuren te vinden.

Deze tollen werden gebruikt als speelgoed van kinderen.

Wiel met stok( hoepelen)

Hoepelen is de hoepel over de grond te laten rollen, deze telkens een zetje gevend met een stokje terwijl het kind erachteraan rent. Ervaren spelers kunnen de hoepel zeer lang laten rollen en kunnen er verschillende trucs mee uithalen.

Je had houten hoepels maar ook stalen hoepels. Die stalen hoepels werden eigenlijk gebruikt om de duigen( stuken hout) van tonnen bij elkaar te houden. Je kon natuurlijk ook gewoon een fietsenwiel zonder band pakken. Deze maakte lekker veel herrie.

Leuk weetje:
Spelletjes met een hoepel speelden een grote rol bij de Indianen van Noord-Amerika, met name om jongens zuiver te leren mikken. In een hoepel werd een net geweven of er werd een ongelooide huid overheen gespannen; dan rolde men de hoepel tussen twee rijen spelers door, die pijltjes op het bewegende doel moesten gooien.

Touwtje springen

Touwtje springen werd vroeger veel gedaan. Het spelletje touwtje springen kon op verschillende manieren. Zo kon je alleen springen of met 2 of meerdere kinderen. Er werd van alles bij verzonnen om het spel moeilijker te maken. Zo hadden de kinderen diverse liedjes bedacht als; ‘in spin de bocht gaat in’ en ‘Karel’. Misschien ken je deze liedjes wel.

Het touw dat hiervoor gebruikt werd, was vaak een koeientouw. Dit touw was gemaakt van katoenen draden die in elkaar verweven waren. Daardoor was het stevig en kon het nog voldoende uitrekken. Tegenwoordig worden de springtouwen van nylon gemaakt.

Bronnen:

http://books.google.nl/books?id=hgYS3407EY0C&pg=RA1-PA148&lpg=RA1-PA148&dq=draaitol+en+de+haktol&source=bl&ots=zhgv31e2GG&sig=TTOJB0EstS9uU8yygorLFdTsrbA&hl=nl&ei=s4UaStqYJ8HN-Aaz8cTMDg&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=4

http://www.kinderwereld.net/infoSpel/hoepelen.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoepel
‘Hinkeldepinkel,daar komen wij aan!’ Martine van Rooijen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Touw

informatie

Ja hoor Monique. Dit is wat mij betreft oke.

Ik ben ook volop bezig met die informatie. Ik vind het wel vrij lastig om veel te zoeken zodat de leerlingen niet alleen de antwoorden vinden. Hoeveel hebben jullie ongeveer per tekst. Misschien is het handig om niks uit te printen, maar omdat gezammelijk te doen zodat we allemaal het zelfde letter type etc hebben..

Groetjes Nelleke

tol stamt af uit middeleeuwen

He meiden,

Ik heb zojuist informatie gezocht over de draai tol, maar deze is uitgevonden en ontwikkeld vanaf de middeleeuwen. Dus niet per se in 1910. Wel is het zo dat de tol een boegbeeld is geworden van die tijd.

Het is belangrijk dat de kinderen leren wat de kinderen in 1910 mee speelden. Daar hoort de tol bij. Maar het is juist goed voor ze om te weten dat het speelgoed waarmee men toen speelde ook uit een ander tijd kwam oorspronkelijk. Ik zal dit dus ook vermelden in mijn informatie stukje...

mee eens????

groetjes

munt

Heey,

Ik ben thuis op zoek gegaan naar een gulden. We hebben wel een halve gulden van Willemina, maar die is van 1929.
Ik kwam wel een cent tegen van 1901, dat is beter dan denk ik he. Hij is wel erg oud, maar dat is juist wel leuk denk ik he.

Groetjes Nelleke
Vandaag (25-5-) hebben wij het volgende gedaan:

Les besproken
lesvoorbereiding gemaakt
taken verdeeld rond het uitwerken van informatie boekjes
Nieuwe afspraak gemaakt.

De volgende leerteam bijeenkomst is Dinsdag 26 mei om half 12

verdeling informatie materialen

Meenemen materialen:

Wat? Informatie opzoeken

1. Koper poets (Nelleke) Nelleke
2. Koffie molen (Mette) Mette
3. Ijzere strijkijzer (Nelleke) Sanne
4. Tol (mette) Monique
5. Gulden in de tijd van Wilhelmina ( Nelleke?) Nelleke
6. Spel (Mette) Mette
7. Wiel met stok (nelleke) Monique
8. Schuurblok (nelleke) Nelleke
9. Flesjes die de kapper gebruikten (mette) Mette
10. Zand Zeep en Soda (mette) Sanne
11. Blaasbalg (?) Sanne
12. Koeientouw (Monique) Monique

Toen Nu
Koperpoets Schoonmaakmiddel
Kofiemolen Gemalen koffie
Ijzeren strijkijzer Elektrisch strijkijzer
Tol Elektrische tol
Gulden Euro
Spel Bordspellen
Wiel met stok Buitenspeelspellen
Schuurblok Schuurmachine
Flesjes kapper …..
Zand Zeep en Soda Handzeep
Blaasbalg Centrale verwarming
Koeientouw Materiaal veranderd

zondag 24 mei 2009

prima idee

He Sanne,

Ik vind het ook een prima idee. Het is inderdaad alleen weer dat stukje van het informatie geven dat ons struikelblok is. We moeten goed rekening houden dat als we zo'n informatie boekje geven, ze ook daadwerkelijk goed de informatie kunnen doorlezen en het bruikbare eruit kunnen halen. Want als de kinderen deze vaardigheid niet voldoende beheersen, loopt onze les ook in de soep......

groetjes

woensdag 20 mei 2009

goed idee!

Hee,

Sanne ik vind het een goed idee, maar dat was te verwachten natuurlijk;)

de lijst met materialen heb ik gemaild naar jullie allen. We moeten nog even een 12e onderwerp verzinnen misschien, dan komt het mooi uit.
Kijk dus thuis op zolder nog even goed rond:)

groetjes

Plan voor de les!

We zouden de les ook in een driestappeninterview kunnen uitvoeren.
We nemen dan het idee van Nelleke. Iedereen in het groepje neemt een apart onderwerp. Elk kind krijgt als het ware een letter, a, b,c of d. A legt uit aan B, B legt uit aan A. C aan D en D aan C. Daarna wordt er in het groepje over elkaars onderwerp vertelt. A brengt kort uit wat B over zijn onderwerp heeft vertelt. B over A en zo verder.

Het enige waar we nog mee zitten is de informatie geven....We kunnen informatieboekjes maken waarin alle voorwerpen staan. We zetten er geen foto's bij maar schrijven een verhaal over het voorwerp. Bijvoorbeeld de koffiemolen --> We zeggen waar koffie vandaan komt, hoe het naar Nederland is gekomen en wanneer dat was , hoe het tegenwoordig wordt gemaakt en gebruikt etc.. Dan moeten ze nog steeds goed lezen waar in de tekst staat waar het voorwerp wat hij of zij bestudeerd voor dient en wat je er mee moet doen. Zo gaan we dat voor ieder voorwerp doen en komt er een boekje.
We verdelen de taken zodat iedereen 3 verhalen moet schrijven....die mail ik nog door ( de voorwerpen)

Kunnen jullie je hierin vinden?.......

Liefs Sanne

dinsdag 19 mei 2009

Jan en Jet

Ik heb mail terug gehad en ik heb weer geantwoord.
Ze weet dat het alleen over het verhaal gaat. Ze vroeg of dat ik
het verder wilde toelichten. Ik heb verteld dat we het verhaal willen
gebruiken omdat de kinderen dan kunnen identificeren met Jan en Jet. Hierop antwoordde ze dat we dus zelf lessen moest ontwerpen en dat ze niet de hele leskist hoeft aan te bieden omdat we anders niets zelf doen. Ik heb gemaild dat , het klopt....
Ik denk dat we het verhaal krijgen...ik hoop het.

Groetjes
Sanne

Samenvatting hoofdstuk 4

Samenvatting hoofdstuk 4 samenwerkend leren

Paragraaf 4.1
In dit hoofdstuk worden vijf elementaire samenwerkingsstructuren beschreven die docenten kunnen gebruiken om samenwerkend leren vorm te geven in een onderwijsleersituatie.

1. Check in duo’s Deze vorm wordt aangeraden bij opdrachten/vragen waarbij een eenduidig antwoord mogelijk is. Bijvoorbeeld ter controle van huiswerk. Het gaat hierbij vooral om het begrijpen en onthouden van de leerstof. Kenmerkend aan deze vorm is de doelafhankelijkheid.(hardop denken) Voorbeeld: in twee tallen de vragen bespreken.

2. Genummerde hoofden tezamen Deze vorm is vooral bedoeld voor opdrachten die meer tijd vragen dan ca 10 minuten waarbij leerlingen samen een overeenstemmend antwoord moeten krijgen. In deze vorm is de individuele aanspreekbaarheid van elk van de betrokken leerling vergroot. Elke leerling krijgt een letter of cijfer toegewezen. Dit wordt gebruikt om de rollen in de groep te verdelen. Elke leerling moet zijn/haar werk dus met het gestelde doel behalen. De leerlingen gaan individueel aan het werk en komen later samen en bespreken hun antwoorden om uiteindelijk tot een gezamenlijk antwoord te komen.

3. Denken-delen-uitwisselen Dit is een van de traditionelere manier van samenwerken met de klas en leerkracht. Denken: De leerkracht stelt een open vraag aan alle leerlingen van de klas en deze krijgen op hun beurt ca 10 sec de tijd om zelf een antwoord te bedenken en formuleren. Delen: Dan gaan ze deze antwoorden met tweetallen bespreken. Ze voegen hun antwoorden samen. uitwisselen: De docent vraagt willekeurig rond tot welke antwoorden de kinderen zijn gekomen. ‘
Deze vorm wordt vooral aangeraden bij vragen/opdrachten waarbij de antwoorden elkaar aanvullen en waarbij meerder antwoorden goed kunnen zijn. Het gaat om te leeractiviteiten te begrijpen of te integreren. Doelafhankelijkheid is hier de kracht van de structuur.

4. Driestappen interview Deze vorm is vooral geschikt voor opdrachten die het ontwikkelen of verhelderen van begrip of teksten,personen of concepten betreffen. Opdracht en instructie: De docent maakt groepen van 4 en nummert de leerlingen met a-b-c-d.
Drie stappen:
stap 1: Leerling a interviewt leerling b, leerling c interviewt leerling d.
Stap 2: De rollen keren om; Leerling b interviewt leerling a, leerling d interviewt leerling c.
Stap 3: Leerling a vat het interview van leerling b samen voor het hele groepje. Leerlang b weer dat van a. Leerling c dat van d, en leerling d dat van c.
Nabespreking: De docent vraagt willekeurig aan leerlingen wat zij van deze opdracht hebben geleerd en wat zij tegen hun groep hebben gezegd. De positieve wederzijdse afhankelijkheid door hardop verwoorden en doorvragen is de sterke kant van deze vorm.

5. Experts Deze vorm heeft als belangrijkste kenmerk dat binnen de groep een verdeling plaats vind van onderdelen van de opdracht en dat leerlingen zich elkaar daar later over rapporteren. Daardoor worden de sleutelbegrippen wederzijdse afhankelijkheid en individuele aansprakelijkheid krachtig vormgegeven. Door de werkverdeling van de algemene taak worden 1 of meerdere leelringen ‘expert’ in een deel van de opdracht.
De structuur:
1. Verdeling van de taak in deeltaken
2. Indeling van de groepen
3. Experts; 1 leerling bestudeerd de toegewezen deeltaak met de opdracht deze weer te presenteren in de eigen groep.
4. Rapportage/onderwijze aan elkaar; leerlingen zijn docent voor elkaar.
5. Individuele aanspreekbaarheid op de gehele taak: de leerlingen zullen met elkaar in discussie moeten gaan, vragen stellen en eens worden omdat zij allen een even grote rol spelen in de algemene uitkomst van de taak.

Paragraaf 4.2
Adviezen voor de uitvoering van de vormen.

Makkelijk; Begin in een klas met de makkelijkste vorm van samenwerken. Dan kun je deze steeds verder uitbouwen tot het complexere vorm van ‘expert’ . Heel belangrijk is dat je bij elke vorm eerst een makkelijk opdracht geeft zodat de kinderen kunnen wennen aan de structuur van de samenwerkingsvorm. Voorbereiding: Bereid de structuur van de vorm zorgvuldig voor. Desnoods schrijf het met de opdracht samen uit en bespreek dit met een collega. Hoe duidelijker de voorbereiding hoe duidelijker het wordt voor de leerlingen.

Opbouw: Breng een opbouw aan in de oppak. Gebruik nieuwe samenwerkingsstructuren eerst bij inhouden waar de leerlingen vertrouwd mee zijn. Zorgt dat duidelijk is dat de leelringen niet gelijk op de taak worden beoordeeld. Instructie: zorg voor een glasheldere instructie bij elke stap. Leg het de eerste paar keer de fases stapsgewijs uit en niet in een keer.

Tijd: Ervaring luidt dat samenwerken heel veel tijd kost om aan te leren. Plan hiervoor dus ruime tijd in. Vaak valt namelijk het nabespreken weg terwijl dit juist heel belangrijk is.

Training 20-05

Training 20-05-2009
Leerteam 3

Vaardigheid: Gericht gebruik van rolverdeling in groepjes.
Doel: De leerlingen oefenen met het gebruik van rollen in een groep.
Beschrijving activiteit: We geven de studenten de opdracht om gezamenlijk een kruiswoordpuzzel op te lossen. Hierbij krijgt ieder lid een taak, de verschillende taken zijn:
- Schrijver
- Vrager
- Controleur
- Opzoeker
- (eventueel) Coach

Materiaal: Kruiswoordpuzzel (x4), Samenwerkend leren, Antwoorden kruiswoordpuzzel (x4).
Rolverdeling trainers:
Monique: begeleiden groepje, uitleg activiteit
Nelleke: begeleiden groepje, begrippen bespreken
Sanne: begeleiden groepje, uitdelen/ ophalen
Mette: begeleiden groepje, uitdelen/ ophalen

Plan van Aanpak 2

Doelgroep: Bovenbouw, Groep 5

Vak: Geschiedenis

Onderwerp: Leven rond 1910
- School
- Spelen en werken
- Kleding
- Wonen

· De projectopdracht
Doel van het project:
Samenwerkend leren aanbieden en bevorderen.
Beschrijving van het resultaat van de opdracht:
Wij gaan een serie van 4 lessen ontwerpen die met elkaar samenhangen. Wij als groep willen het doel bereiken dat kinderen met elkaar leren, over een onderwerp waar ze nog vrij weinig van af weten. Oftewel dat de kinderen samenwerkend leren. Kinderen laten samenwerken is niet zo moeilijk, maar kinderen samenwerkend laten leren is des te moeilijker.

· De Deelonderwerpen
We hebben ons onderwerp in 4 sub - onderwerpen verdeeld. We hebben juist voor deze sub – onderwerpen gekozen omdat ze bij de leefwereld van de kinderen aansluiten. Deze sluiten aan bij de leefwereld omdat de hoofdpersonen uit dit thema twee kinderen zijn die even oud zijn als de kinderen nu in groep vijf. Ze leefden alleen 100 jaar geleden.
Daarnaast kun je met deze sub – onderwerpen de vakken gemakkelijk laten integreren.
We beginnen met het sub – onderwerp spelen en werken. Hierbij komen geschiedenis en techniek aan bod. Hoe werden de voorwerpen gebruikt, waar zijn ze van gemaakt, gebruiken we de voorwerpen nu nog?
Bij het sub – onderwerp school staat levensbeschouwing voorop. We zullen de vergelijking maken tussen school nu en school 100 jaar geleden. In welke tijd zou jij het liefst naar school gaan en waarom?
Het sub – onderwerp wonen sluit gemakkelijk aan bij aardrijkskunde. We gaan het met de kinderen hebben over de plaats van woningen vroeger en nu. Waarom werden de huizen vroeger dicht bij het water gebouwd. Waar kijken we tegenwoordig naar als we een huis gaan bouwen?
Het laatste sub – onderwerp kleding. Dit onderwerp laten we aansluiten bij de vakken geschiedenis en techniek. Hoe zou de kleding van Jan en Jet vroeger worden gemaakt, hoe gebeurt dat nu. Zouden Jan en Jet ook al spijkerbroeken hebben gehad of is dat iets van nu?

· De projectactiviteiten
Taken die binnen het project uitgevoerd moeten worden:
- Plan van aanpak maken
- Doelgroep kiezen
- Onderwerp bepalen
- Achtergrond informatie over het samenwerkend leren
- School en klas regelen
- Achtergrond informatie verzamelen over het samenwerkend leren binnen de stageschool/ -klas
- Informatie zoeken over het onderwerp
- Lesontwerpen
- Lessen uitvoeren
Hulpmiddelen om ons project tot een goed einde te brengen:
- Course
- Leertaakbegeleider à Mirella Lem
- Mentor Stageschool
- Leerteam 3
- Informatie bron à Samenwerkend leren (Sebbo Ebbens en Simon Ettekoven)
· Producten
De producten die tussentijds afgeleverd worden, ofwel de mijlpalen, zijn:
- Plan van aanpak
- Samenwerkingscontract
- Document met gegevens stageschool, klas, onderwerp, doelgroep etc
- Lesvoorbereidingen.
- Informatie onderwerp.

· Kwaliteitsbewaking
Hoe bewaakt het leerteam de kwaliteit van de mijlpalen en het eindproducten:
- Wij bewaken de kwaliteit en de mijlpalen van het eindproduct door middel van een samenwerkingscontract op te stellen. In dit contract zullen afspraken en maatregelen komen te staan die wij met ons team belangrijk vinden.
- Op de stroken planning staat wanneer de mijlpalen af moeten zijn en deze aan elkaar moeten worden gepresenteerd al dan niet worden doorgenomen worden door teamleden ter controle.

· Risico’s benoemen
Een teamlid dat niet meewerkt; handelen volgens het samenwerkingscontract.- Niet op tijd kunnen vinden van een geschikte stageschool/klas; ‘roeien met de riemen die we hebben’. We kunnen dan uitwijken naar een stageschool/klas waar we jammer genoeg beperkt zullen zijn in ons doen en laten.- Meningsverschillen die door een discussie niet opgelost kunnen worden; lijkt me handig om dan als team democratisch te gaan stemmen voor welke mening jij zelf zou gaan( je eigen mening niet meegerekend) en deze dan uiteindelijk toepassen.

· Planning
Week 1
· Kennismaken kernopgave Samenwerken & Innoveren
Week 2
· Aanmelden Blog
Week 3
· Plan van aanpak maken,
· Lessen voorbereiden,
· informatie verzamelen,
· stageschool regelen.
· Samenwerkingscontract
Week 4
· Verwerken feedback PvA,
· Lessen maken,
· informatie verwerken,
· definitieve afspraak maken stageschool.
Week 5
· Les geven/ filmen
Week 6
· Nabespreken les
· Bekijken van de film
· Beginnen aan het groepsverslag
Week 7
· Concept didactisch ontwerp klaar en wordt op de blog gepubliceerd
· Groepsverslag maken
Week 8
· Inleveren Groepsverslag
· Inleveren Individueel procesverslag
Week 9
· Voorbereiden peerassessment

maandag 18 mei 2009

Stageschool

Wij hebben onze lessen toegespitst op groep 5. We gaan de lessen geven op basisschool St. Martinus in Ruchpen. Hier heeft Mette stagegelopen en zei kent de klas dus al goed.

In deze groep wordt er geregeld samengewerkt in verschillende groepen. Het is vooral dat de leerlingen dan samen overleggen over een bepaald onderwerp. Maar af en toe wordt er echt samenwerkend geleerd.
Met onze lessen willen wij dit op gang brengen in deze klas.

Groetjes Leerteam 3

Kerndoelen en tussendoelen.

Kerndoelen

51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

52
De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van devolgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.

53
De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.


Leerlijnen


De tijdbalk als middel om gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen in de tijd te plaatsen (begin, einde, interval, schaal) gebeurtenissen en ontwikkelingen uit eigen en andermans leven gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen uit de geschiedenis


· oude atlassen en historische kaarten
· jeugdliteratuur over zaken die in het verleden spelen
· informatieve teksten over het verleden
· ansichtkaarten
· namen van gebouwen en straten in de eigen woonplaats die naar het verleden verwijzen
· vergelijken van verschillende historische 'bronnen' uit dezelfde periode
· interpretatie van verhalen uit het verleden
· verschillen tussen heden en verleden·

vrijdag 15 mei 2009

Hallo allemaal,

Willen jullie maandag ieder individueel een plan van aanpak (op papier) meenemen?
Tot maandag.

donderdag 14 mei 2009

Samenwerkingscontract

Samenwerkingscontract
Invulformulier: Samenwerkingscontract

Groep: 2f3
Groepsleden: Nelleke van Alphen, Monique de Beer, Sanne de Crom, Mette van Schaik
Datum Opgesteld: 7 mei 2009
Periode: 4

Spelregel 1
Iedereen dient de gemaakte afspraken na te komen.

Spelregel 2
Iedereen zorgt dat zij op tijd bij de afspraken aanwezig is en zorgt ervoor dat zij het ‘huiswerk’ af en bij heeft.

Spelregel 3
Iedereen doet actief mee tijdens de bijeenkomsten en toont initiatieven.

Spelregel 4
Mocht je een afspraak niet na kunnen komen, dan laat je dit tijdig aan iemand weten.

Spelregel 5
De producten die thuis afgemaakt moeten worden, worden vóór de volgende bijeenkomst op de blog geplaatst.

Spelregel 6
Iedereen bekijkt de blog voordat zij naar de bijeenkomst komt.

Sancties:
1. Wanneer je niet kunt en je niet geldig afmeld zorg je ervoor dat je zelf actie onderneemt.
2. Wanneer je een product niet op tijd afkrijgt en dit niet tijdig hebt aangegeven dat het niet lukt, dan wordt dit meegenomen in je cijfer.
3. Als je niet op de hoogte bent van wat er op de blog staat voor een bijeenkomst, dan zorg je ervoor dat je dit in je eigen tijd bijwerkt, dus niet tijdens de bijeenkomst.

Plan van Aanpak

Doelgroep: Bovenbouw, Groep 5

Vak: Geschiedenis

Onderwerp: Leven rond 1910
- School
- Spelen en werken
- Kleding
- Wonen

· De projectopdracht
Doel van het project:
Samenwerkend leren aanbieden en bevorderen.
Beschrijving van het resultaat van de opdracht:
Wij gaan een serie van 4 lessen ontwerpen die met elkaar samenhangen. Hiermee willen we als doel bereiken dat kinderen met elkaar leren, over een onderwerp waar ze nog vrij weinig van af weten.

· De projectactiviteiten
Taken die binnen het project uitgevoerd moeten worden:
- Plan van aanpak maken
- Doelgroep kiezen
- Onderwerp bepalen
- Achtergrond informatie over het samenwerkend leren
- School en klas regelen
- Achtergrond informatie verzamelen over het samenwerkend leren binnen de stageschool/ -klas
- Informatie zoeken over het onderwerp
- Lesontwerpen
- Lessen uitvoeren
Hulpmiddelen om ons project tot een goed einde te brengen:
- Course
- Leertaakbegeleider à Mirella Lem
- Mentor Stageschool
- Leerteam 3
- Informatie bron à Samenwerkend leren (Sebbo Ebbens en Simon Ettekoven)
· Producten
De producten die tussentijds afgeleverd worden, ofwel de mijlpalen, zijn:
- Plan van aanpak
- Samenwerkingscontract
- Document met gegevens stageschool, klas, onderwerp, doelgroep etc
- Lesvoorbereidingen.
- Informatie onderwerp.

· Kwaliteitsbewaking
Hoe bewaakt het leerteam de kwaliteit van de mijlpalen en het eindproducten:
- Wij bewaken de kwaliteit en de mijlpalen van het eindproduct door middel van een samenwerkingscontract op te stellen. In dit contract zullen afspraken en maatregelen komen te staan die wij met ons team belangrijk vinden.
- Op de stroken planning staat wanneer de mijlpalen af moeten zijn en deze aan elkaar moeten worden gepresenteerd al dan niet worden doorgenomen worden door teamleden ter controle.


· Risico’s benoemen
Een teamlid dat niet meewerkt; handelen volgens het samenwerkingscontract.- Niet op tijd kunnen vinden van een geschikte stageschool/klas; ‘roeien met de riemen die we hebben’. We kunnen dan uitwijken naar een stageschool/klas waar we jammer genoeg beperkt zullen zijn in ons doen en laten.- Meningsverschillen die door een discussie niet opgelost kunnen worden; lijkt me handig om dan als team democratisch te gaan stemmen voor welke mening jij zelf zou gaan( je eigen mening niet meegerekend) en deze dan uiteindelijk toepassen.

· Planning
Week 1
· Kennismaken kernopgave Samenwerken & Innoveren
Week 2
· Aanmelden Blog
Week 3
· Plan van aanpak maken,
· Lessen voorbereiden,
· informatie verzamelen,
· stageschool regelen.
Week 4
· Verwerken feedback PvA,
· Lessen maken,
· informatie verwerken,
· definitieve afspraak maken stageschool.
Week 5
· Les geven/ filmen
Week 6
· Nabespreken les
· Bekijken van de film
· Beginnen aan het groepsverslag
Week 7
· Concept didactisch ontwerp klaar en wordt op de blog gepubliceerd
· Groepsverslag maken
Week 8
· Inleveren Groepsverslag
· Inleveren Individueel procesverslag
Week 9
· Voorbereiden peerassessment

Gelukt!

Het is me dan eindelijk gelukt om ook een 'bijdrager' te worden,
H 4 komt zo snel mogelijk erop.

Groetjes

zondag 10 mei 2009

Hoofdstuk 3 , Samenwerkend leren

3 manieren om te groeperen:
* Informele groepen --> ( positieve wederzijdse afhankelijkheid, individuele aanspreekbaarheid en directe interactie)
* Taakgroepen
* Vaste groepen

Docent stelt over het algemeen de groepen samen. Hij kan de kinderen op twee manieren opsplitsen:

1, hetrogene groepen --> kinderen met verschillende niveau's en verschillen in een groep, er wordt bewust voor verschillen gezorgd.
2, homogene groepen --> kinderen worden op een identiek kenmerk bij elkaar geplaatst.

2 Vuistregels kunnen docenten helpen bij het samenstellen van de groepen:
* Hetrogeen groeperen is meestal functioneel wanneer het basisstof betreft : alle leerlingen moeten immers die basisstof beheersen.
* Groepen regelmatig van samenstelling laten wisselen, is zeker in het begin, belangrijk. Voordelen: leerlingen leren het ene moment alleen en even later met andere leerlingen samen in zelfgekozen groepen.

Groepsgrootte --> 2 - 5 leerlingen, het liefst 4 leerlingen per groepje.

Bij het invoeren van samenwerkend leren is het handig om een aantal basisregels in te voeren. Deze worden op een T-kaart inveguld. Je hebt daar 2 kanten, zien- kant en - luister-kant.

Voorbeeldregels bij samenwerkend leren in de klas:
Blijf in je groep, vraag eerst elkaar om hulp voordat je de docent om hulpt vraagt, iedereen luistert naar de anderen.

Het is belangrijk om de leerlingen binnen een groep een taak te geven. Zo blijven ze goed met elkaar samenwerken.

Adviezen voor de inrichting van het lokaal ( proberen en oefenen)
Uitproberen:
* Zorg voor voldoende tussenruimte zodat de docent er tussendoor kan lopen
* Houd als het enigzins kan ook een rand rondom vrij zodat de docent buitenom kan lopen
* Zorg dat niemand met zijn rug naar het bord zit.
* Zet het bureau eens niet midden voor maar bijvoorbeeld aan de zijkent en zelf achterin
* Maak een ''time - out'' plekje waar de docent kan gaan zitten en waar leerlingen geen hulp kunnen vragen.

Oefenen van het veranderen van de opstelling van groepjes.
* tas even langs de muur
* met tafel naar nieuwe plaats
* stoel naar nieuwe plaats
* tas ophalen en gaan zitten.

Begeleiden

Belangrijke punten uit hoofdstuk 6 volgens leerteam 3:
Duidelijke instructie
Problemen oplossen in groepen
Balans in groepsbegeleiding
Neem een coachende houding aan!
* Docent doet niets wat de leerlingen zelf kunnen
* Aanwezigheid docent verleent meerwaarde aan leren
* Docent zoekt goede balans tussen begeleiden van beginnende groepen en groepen met meer ervaring.
Bij beginnende groepen moet je de instructie in stappen aanbieden
Adviezen voor de begeleiding:
* Minstens de eerste 5 minuten niet helpen
* Hele groepjes begeleiden, niet individuen
* Vragend begeleiden
* Observeren
Kort nabespreken op inhoud en proces
Procedure op het bord bij beginnend samenwerkend leren!

donderdag 7 mei 2009

Hoofdstuk 1 t/m 4

Hoofdstuk 1: Het waarom van het samenwerkend leren
5 argumenten:
1. Klassenorganisatie; leerkracht heeft zijn handen vrij en heeft meer tijd voor extra instructie.
2. Actief lerende kinderen; leren vanuit de nieuwsgierigheid van het kind, bijvoorbeeld hardop denken, leerlingen iets laten ondernemen, zelf op onderzoek uitgaan om iets te leren, door middel van vragen stellen actief leren.
3. De ontwikkeling van het leren van kinderen; kinderen leren door informatie te verwerken.
"In hoeverre heeft dit te maken met de ontwikkeling"
4. Ontwikkeling van het zelfstandig leren; de leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen leerproces en de leerlingen reflecteren hier zelf op
5. Maatschappelijk; De maatschappij vraagt steeds meer om sociaal en communicatieve mensen.
"Hoe stuur je dit in het samenwerkend leren".

Hoofdstuk 2: Sleutelbegrippen
Samenwerkend leren heeft succes wanneer je voldoet aan de 5 sleutelbegrippen:
1. Positieve wederzijdse afhankelijkheid; lln afhankelijk maken van elkaar door bv 1 antwoordblad/ pen weg te leggen. Je hebt elkaar nodig om te leren.
"wat is daar positief aan"
2. Individuele aanspreekbaarheid; iedere kind is verantwoordelijk voor eigen inbreng en op het gehele groepsresultaat.
"hoe bekijk je wat ieder kind heeft gedaan"
3. Directe interactie; neus tegen neus, teen tegen teen. ervoor zorgen dat iedereen betrokken is bij het groepsproces. Kinderen kijken elkaar aan.
4. Ontwikkelen van sociale vaardigheden; eigenlijk een vak op zich, tijd voor inplannen.
5. Aandacht voor het groepsproces; niet alleen de inhoud wordt besproken, maar vooral de manier waarop, feedback geven op het samenwerken.

Help Sanne en Mette de blog in.

Hallo iedereen,

Sanne en Mette staan als volgers op de blog. Zo kunnen ze niks toevoegen aan de blog. Wij weten niet hoe we dit moeten verhelpen. Misschien dat ze opnieuw uitgenodigd moeten worden?
Ons lukt dat niet.

Groetjes Sanne, Mette en Nelleke